Het einde van het bakstenen tijdperk?

Tweede plan voor leemontginning op de Kakelenberg vernietigd
Dankzij Milieufront Omer Wattez vzw (MOW) heeft de Raad van State (RvS) het tweede plan voor de leemontginning op een kouter in Schendelbeke (Geraardsbergen) vernietigd. In 2018 vernietigde de RvS eerder een eerste plan samen met het plan voor de ontginning te Volkegem. Het betreft één van de sterkste arresten die MOW ooit mocht ontvangen. De staatsraden van de Raad van State bespraken veel meer punten uit onze argumentatie dan het auditoraat en ze gaven ons op heel veel punten gelijk.
Dankzij Milieufront Omer Wattez vzw (MOW) heeft de Raad van State (RvS) het tweede plan voor de leemontginning op een kouter in Schendelbeke (Geraardsbergen) vernietigd. In 2018 vernietigde de RvS eerder een eerste plan samen met het plan voor de ontginning te Volkegem. Het betreft één van de sterkste arresten die MOW ooit mocht ontvangen. De staatsraden van de Raad van State bespraken veel meer punten uit onze argumentatie dan het auditoraat en ze gaven ons op heel veel punten gelijk.
Dit tweede Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) voor de Kakelenberg zette het landschappelijk waardevol landbouwgebied om naar ontginningsgebied. De Raad van State vernietigde niet alleen het RUP maar stelde meteen ook dat er een nieuw Bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan voor leem moet komen vooraleer er nog RUP’s voor leemontginning kunnen gemaakt worden. Het voorgaande Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan werd naar voor geschoven als een plan-milieueffectenrapport, maar dat voldeed niet volgens de Raad van State.
20 jaar geleden al doken de eerste plannen op om de Kakelenberg in Schendelbeke te ontginnen. De plannen stuitten van in het begin op veel protest van boeren en buren. Voor de productie van handvormgevelstenen gebruikt men ongeveer 20% leem en ongeveer 80% klei. De toevoeging van (vooral kalkrijke) leem zou helpen om de schadelijke uitstoot van stoffen zoals zwaveloxide te verminderen bij het bakproces. Iets minder dan de helft van de te ontginnen leem van de kouter van de Kakelenberg zou volgens de ontginners bestaan uit geelbakkende leem en iets meer dan de helft uit roodbakkende leem. De geelbakkende leem is rijk aan kalk, wat zorgt voor het kleurverschil met de roodbakkende leem.
(Foto: HLN 2002)
Geen MER
In 2006 stelde de Vlaamse regering het Bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan voor de Vlaamse leemstreek voorlopig vast. Na het openbaar onderzoek volgde de definitieve vaststelling van dit plan in 2010. De dienst Natuurlijke Rijkdommen van de Vlaamse overheid schoof er zeer uitdrukkelijk enkele vooraf gekozen locaties in naar voor. Voor die locaties, onder meer in Volkegem en Schendelbeke (Kakelenberg), stelde men een ontwerp van RUP op. Men diende een vraag in om geen MER (Milieu-effectenrapport) voor die RUP’s te moeten maken omdat het Bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan zou voldoen als MER. De Vlaams overheid stemde daar zonder veel onderzoek vlot mee in.
Nu worden zowel die Vlaamse overheidsdienst als de Vlaamse regering teruggefloten. Het grootste probleem is dat er geen locatiealternatieven onderzocht werden. Men heeft al van in het begin heel weinig en ook enkel heel specifieke locaties onderzocht. Een volwaardig locatie-alternatieven-onderzoek is nochtans één van de hoekstenen van een milieueffectenrapport (MER). In de Vlaamse leemstreek zijn er immers nog tal van mogelijke locaties voor leemontginning die landschappelijk minder waardevol zijn en waar minder mensen langs wonen.
De Raad oordeelde ook dat stofhinder en landschapsverstoring onvoldoende onderzocht werden in de plannen. De ontginners verdedigden zich door te stellen dat in een latere projectfase enkele maatregelen voorzien zijn om stofhinder te voorkomen, maar daarmee draaiden ze de volgorde om. In de planfase dient gekeken te worden welke locatie de minste hinder geeft. Door zich op voorhand vast te pinnen op bepaalde locaties, kon dat niet meer.
Na de goedkeuring van het plan stelden ze nog enkele andere maatregelen voor. De ontginner gaf aan dat Kerselaarsveld zou verhard worden tegen de stofhinder. Dat zou evenwel een modderstroom richting de Aalststesteenweg kunnen veroorzaken bij hevig onweer. Hij stelde voor om de laatste 100 meter van werfwegenis in gebroken kalksteen of porfier aan te leggen, om de groeve bij grote droogte vochtig te houden en zo stofhinder tegen te gaan. Ook stelde hij voor om een borstelveegmachine te gebruiken in geval van accidentele bevuiling van de openbare weg. Het is echter niet aangewezen de groeve vochtig te houden met extern water in tijden van droogte omdat het grondwater in die periodes te laag staat.
Daarnaast heeft de Raad van State geoordeeld dat er ook nood is aan een nieuwe passende beoordeling. Dat is een onderzoek naar de effecten van de ontginning op de natuur in een Europees beschermd gebied, zoals het nabijgelegen Moenebroekvalleigebied. Nu oordeelt de Raad van State dat een herbestemming tot ontginningsgebied slechts kan indien er wetenschappelijke zekerheid is dat de ontginning geen schadelijke gevolgen heeft voor dat gebied. Er was toestemming gegeven om de ontginningsput op te vullen met zanderige grondsoorten. Hierdoor kan die kouter zijn sponsfunctie verliezen. Nu sijpelt regenwater heel traag door naar de ondergrond richting vallei waardoor de vallei gedurende langere tijd vochtig is. Als er meer zand in de plaats komt, sijpelt het regenwater sneller door naar de ondergrond. Daardoor verliest de kouter zijn bufferfunctie en droogt de vallei in tijden van droogte sneller uit. Ook de kwaliteit van het grondwater dat naar de vallei stroomt kan veranderen omdat er nu heel wat kalkhoudende leem in de Kakelenberg zit. De kalk in de ondergrond heeft een belangrijke invloed op de samenstelling en buffering van het grondwater.
De plannen voor ontginning van een deel van de Kakelenberg dateren van begin de jaren 2000. Het eerste ruimtelijke uitvoeringsplan voor 14 hectare ontginning van de Kakelenberg werd in 2018 vernietigd door de Raad van State. In mei 2019 werd het tweede iets kleinere ruimtelijke uitvoeringsplan van 11 hectare geschorst door de Raad van State. In 2020 werd dit tweede plan dus definitief vernietigd.
Barslecht voor het klimaat
De ontginning van de leem dient voor het bakken van bakstenen. Door de schaalvergroting van de baksteenproductie wordt gebakken in grote fabrieken die vaak op grote afstand van de leemontginningsputten liggen. Bovendien is een groot deel van de productie bestemd voor export. Op de website van Van De Moortel (https://www.vandemoortel.be/nl/home/) staat: ‘(..) Momenteel produceert de steenbakkerij 95.000.000 stenen per jaar, bestemd voor de Belgische markt, haar buurlanden, de Scandinavische landen, Oost-Europa en andere exportmarkten zoals Japan, Amerika en het Arabisch Schiereiland.’
(Foto: MOW)
In het Bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan voor de leem stond: ‘De export van baksteen vanuit de betrokken bedrijven is aanzienlijk. De situatie verschilt uiteraard van bedrijf tot bedrijf. Toch kunnen we stellen dat het ogenblik waarop 1 op 2 in België geproduceerde bakstenen wordt uitgevoerd niet ver meer af is. Een verdere stijging van de export wordt, gezien de ontwikkelingen in het buitenland, echter niet verwacht.’ In vele andere landen worden ontginningen net afgebouwd. Onder meer in Nederland wil men meer en meer inzetten op houtbouw. Daar worden ook al grote gebouwen met hout als voornaamste bouwmateriaal gebouwd, zelfs een gebouw van 73 meter hoog met 21 verdiepingen (zie https://hautamsterdam.nl/nl/). Door de ontginningssector een hand boven het hoofd te houden werkt de Vlaamse overheid dit klimaatvriendelijk beleid van de buurlanden tegen.
MOW verzet zich in de eerste plaats omdat alle studies uitwijzen dat het bakken van bakstenen bijzonder slecht is voor ons klimaat. Daarenboven hebben bakstenen een slechte isolatiewaarde. Om een gebouw met bakstenen aan te passen aan de huidige energie-eisen moet men heel veel extra grondstoffen aanboren. In een houtskelet is de uitgangssituatie al veel gunstiger. Hout heeft een ongeveer vier keer betere isolatiewaarde dan baksteen. Er is dus minder extra isolatiemateriaal nodig voor eenzelfde resultaat van het gebouw.
De warmtegeleidingcoëfficient (W/mK) van de verschillende materialen spreekt boekdelen. In onderstaande tabel geldt: hoe lager de coëfficiënt, hoe beter de isolerende eigenschappen. Het eerste cijfer verwijst naar de droge toestand, het tweede naar de vochtige toestand. Bij vocht verminderen de isolerende eigenschappen.
Beton | tussen 2,000 en 2,500 |
Baksteen | tussen 0,650 en 1,000 |
Hout | tussen 0,170 en 0,230 |
Strobalen | tussen 0,052 en 0,056 |
Mineraalwol | tussen 0,041 en 0,044 |
houtswolisolatie | tussen 0,035 tot 0,049 |
papiervlokken | tussen 0,035 tot 0,045 |
Bij de productie van grondstoffen voor gebouwen met hernieuwbare materialen zoals hout, verbruikt men ongeveer 10 keer minder energie en 10 keer minder grondstoffen. Zo produceert men ettelijke malen minder CO2 voor de aanmaak van bouwmaterialen dan bij traditionele bakstenen huizen. Zelfs als het hout een aanzienlijke afstand moet overbruggen. Ook is er bij houtbouw opslag van CO2. De CO2 zit er vast en op de plek waar er bomen gekapt zijn, kunnen er weer nieuwe bomen groeien die opnieuw koolstof opslaan. Op https://www.houtinfobois.be/nl/nieuw-houtbouw-in-belgie-2011-2020/ staat er: ‘Een houten gebouw kan, afhankelijk van de constructie, tussen 20 en 50 ton CO2 opslaan tijdens de volledige levensduur van het gebouw. Ook de CO2-uitstoot daalt met dezelfde hoeveelheid, wanneer hout wordt gekozen in plaats van materialen die CO2 uitstoten tijdens de productie.’ De CO2 komt dus pas weer vrij wanneer het hout uit het gebouw later opgebrand zou worden.
Een van de baksteenproducenten pakte onlangs uit met de Carbstone als alternatief voor betonsteen. Deze gebruikt geen cement als bindmiddel maar CO2. Volgens Eos is ongeveer acht procent van de wereldwijde CO2- uitstoot afkomstig van de cementproductie.’ CO2 opslaan tussen de stenen is dus al beter dan klimaatonvriendelijk cement om ondere andere beton of betonsteen te maken. Alleen blijft het eindproduct een steen met een heel slechte isolatiewaarde in vergelijking met hout. Hoe klimaatvriendelijk de productie van deze Carbstone is, is niet helemaal geweten. Voor het bindmiddel wordt echter gebruikt gemaakt van de minerale fractie van roestvast staal, namelijk calciumrijke staalslakken, een restproduct van de staalindustrie. Nu is de productie van staal ook heel energieverslindend en wordt daarbij ook veel CO2 uitgestoten. Hoe minder staal we produceren hoe minder staalslakken als restafval overblijven en hoe beter het klimaat daarmee gediend is. Ook ter vervanging van staal moeten we inzetten op de klimaatvriendelijke alternatieven.
Een bos op de Kakelenberg…
Het bedrijf dat de Kakelenberg wil ontginnen stelde MOW voor om 11,5 ha van de Kakelenberg te bebossen in de hoop dat we het protest tegen de ontginning zouden laten varen. Echter, de productie van bakstenen met alle leem uit dit deel van de Kakelenberg brengt evenveel CO2 in de lucht als de hoeveelheid CO2 opgeslagen in een eeuwenoud bos van 336 jaar (zie onder). Het voorstel om 11,5 ha bos te planten zou dus slechts 3,4% van de CO2-uitstoot compenseren en dit 100 jaar na de aanplant. En dan rekenen we het transport en andere CO2-uitstotende activiteiten niet eens mee.
De sector pakte onlangs uit met een baksteenbakoven op elektriciteit, gewonnen uit zonnepanelen, groene energie en windmolens. Zo probeert men beleidsmensen warm te maken voor dit zeer klimaatonvriendelijk product. Men kan uiteraard elk energieverslindend productieproces compenseren met energie van zonnepanelen, windmolens, .. maar dat is niet de weg die we moeten inslaan om onze klimaatdoelstellingen te halen.
De klimaatdoelstellingen kunnen we enkel behalen als we:
-
alle energieverslindende processen vervangen door klimaatvriendelijke alternatieven
-
de resterende nood aan energie opvangen met hernieuwbare energie.
En de tijd dringt… We citeren De Standaard: ‘De meeste landen hebben wel klimaatplannen, maar in de praktijk stoot de wereld jaar na jaar meer broeikasgassen uit.’
Zonnepanelen en windmolens zijn zeer nuttig om mee te helpen om klimaatonvriendelijke elektriciteitscentrales in ons land te vervangen. Het getuigt van slecht beleid om ze aan te wenden om een klimaatonvriendelijk proces en een klimaatonvriendelijke ontginningssector in stand te houden.
Hoeveel bos is er nodig om de uitstoot van CO2 te compenseren voor de leem uit de Kakelenberg? |
---|
De inmiddels vernietigde vergunning voorzag voor 715.000m³ (opp. 10 ha 87are) leemontginning op de Kakelenberg ⇰ dit staat gelijk aan 1.144.000 ton (1600 kg/m3) ⇰ dit volume aanwenden voor bakstenen staat gelijk aan een uitstoot van 215.072 ton CO2 (0,188 kg CO2 per kg) ⇰ om dit te ‘compenseren’ op 1 jaar tijd zou een bos nodig zijn van 17.923 hectare (een bos neemt jaarlijks gemiddeld 12 ton CO2 per hectare op) ⇰ om dit te ‘compenseren’ op 20 jaar (als dit de duurtijd van de ontginning wordt) is (nu/direct) een bos nodig van 896 hectare ⇰ om dit te compenseren gespreid over 100 jaar is (nu/direct) 336 hectare natuurlijk bos vereist (Ter vergelijking: het Kluisbos op Vlaams en Waals grondgebied is tezamen ca. 250 hectare groot. Het Raspaille-Moerbeke-Karkoolbos is ca. 150 hectare groot.) ⇰ het bosvoorstel van O.D.M. van 11,5 ha vangt 3,4% van het verlies aan CO2 op (in de verre toekomst). |
Kunnen we meer huizen uit hout bouwen?
Begin 2019 was het marktaandeel van de Belgische houtwoningbouw 11%. Het bosareaal groeit wereldwijd. Op 35 jaar tijd nam de bebossing met 7,1 % toe. Toch argumenteert het ontginningsbedrijf dat hout geen ernstig alternatief is voor de bouw en dat het op groot verzet zou stuiten. Het staat uiteraard buiten kijf dat iedere kapping dient rekening te houden met natuurwaarden en andere elementen, zoals de erosiegevoeligheid van ieder bos, en dat ontbossingen (= het definitief verdwijnen van een bos) uit den boze zijn. De realisatie van extra bos blijft zeker een goede investering voor een klimaatvriendelijker toekomst.
Foto: De Noordboom
De import van hout is nog altijd vele malen klimaatvriendelijker dan de productie en het gebruik van (lokale) bakstenen, zelfs indien de Vlaamse houtvoorraad niet in voldoende eigen hout kan voorzien. Er is nu eenmaal enorm veel energie nodig voor het bakproces. De website houtinfobois.be stelt het zo : In Europa neemt de voorraad hout op stam echter voortdurend toe als gevolg van de combinatie van een groeiend bosareaal (640.000 ha/jaar in de afgelopen 30 jaar), en het feit dat er slechts een deel van de aangroei wordt gekapt (73%). Met de 27% die niet wordt geoogst, zouden we elke 4,5 seconden een houten huis kunnen bouwen, en dat zonder ons boskapitaal aan te spreken en dus zonder het bos in gevaar te brengen! Hout is een lokaal en hernieuwbaar materiaal, dat perfect aansluit bij de principes van de circulaire economie.
DIT ARTIKEL VERSCHEEN IN DE LENTE-EDITIE VAN ONS LEDENMAGAZINE ONZE STREEK 2022. WIL JE ONS NATUUR- EN MILIEUMAGAZINE OOK GRAAG ONTVANGEN? WORD DAN NU LID VAN MILIEUFRONT OMER WATTEZ EN KLIK HIER.